Er is een uitzonderlijk heftige maatschappelijke discussie over dierenwelzijn losgebarsten. Het ging over het al dan niet toelaatbaar zijn van een vergelijking tussen dierenleed en de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. De uitkomst lijkt nu te zijn dat we een dergelijke vergelijking (nog steeds) niet tolereren in Nederland, en dat we dus vrijheid van meningsuiting ondergeschikt verklaren aan religieuze en maatschappelijke sentimenten. Dat is een kwalijke zaak.
Noot: Op Foodlog is een verkorte versie van dit artikel te vinden onder de titel Debat over dierenholocaust toont gebrek aan ethische rationaliteit. Daar is ook een uitgebreide discussie te vinden met nadere duiding.
Probleem
Youp van ‘t Hek (NRC Column, 4 aug.) begon ermee. Hij noemde varkenshouders dierenHitlers. Vervolgens vergeleek Roos Vonk (NRC Opinie, 21 aug.) de bio-industrie met de holocaust. De reacties, vooral op (a)sociale media, waren niet mis. Het regende valse verwensingen, en Vonk corrigeerde zichzelf. Desondanks schreef Frits Barend furieus: ‘Mijn grootouders zijn geen varkens‘. En het College van Bestuur (CvB) van de Radboud Universiteit, waar Vonk hoogleraar is, vond de vergelijking onnodig en kwetsend. Vonk gaf het CvB gelijk. Zij leken daarmee de intolerantie en inperking van onze vrijheid van meningsuiting te legitimeren. Maar is er ook een valide onderbouwing om Art 7 van de Grondwet buiten werking te zetten?
Niet kwetsen
Kijk, het is begrijpelijk dat we tegen een zieke patiënt niet zomaar zeggen dat er ergere dingen zijn in de wereld. Dat kan namelijk kwetsend zijn. Net zo min moeten we het leed van oorlogsslachtoffers bagatelliseren door te zeggen dat dieren ook veel ongerief ervaren. Maar daaruit volgt nog geen categorisch verbod om erover na te denken of er een mening over te mogen ventileren.
Kleine belangen
Mensen passen hun meningen en opvattingen nog wel eens aan hun belangen aan. In een recente column in de Volkskrant noemt Helma Drayer vegetariërs een ‘kaste‘. Zij doet dat waarschijnlijk omdat ze Roos Vonk hoe dan ook lijkt te willen veroordelen, en Vonk is vegetariër, dus dat woord krijgt een negatieve lading. Maar vormen alle vegetariërs samen nu een ongewenste ‘kaste’? Niet voor zover ik weet. Integendeel. Er zijn steeds meer mensen, vooral jongeren, die duurzamer willen consumeren, en dat verdient aanmoediging, geen stigmatisering.
Grote belangen
Net zoals Drayer ‘draait’ vanwege haar belang (Vonk zwart maken), zo zijn producenten en consumenten geneigd (geweest) om de maatschappelijke nadelen van de veehouderij en van de consumptie van dierlijke producten te ontkennen en te bagatelliseren. Dierenwelzijnsproblemen/dierenleed (zie voetnoot) bijvoorbeeld, maar ook de nadelige effecten voor natuur, het klimaat, volksgezondheid en het milieu zijn vaak ontkend/gebagatelliseerd. Dat mensen, aan beide zijden van het spectrum, hun opvattingen aanpassen aan hun belangen is misschien begrijpelijk, maar tegelijkertijd is het ook een groot probleem. Het debat polariseert en problemen blijven vaak hardnekkig bestaan. Om de veehouderij duurzamer te maken, moeten we dus opboksen tegen gevestigde belangen en ingesleten gewoontes. Een veehouder kan niet zomaar z’n manier van leven opgeven en een andere baan vinden, en een liefhebber van vlees wordt niet zomaar vegetariër of veganist.
Verduurzamen is moeilijk
Gelukkig gaan steeds meer mensen en bedrijven nu inzien dat we niet op dezelfde weg door kunnen gaan. Niet iedere wereldburger kan straks zoveel vlees eten als ie van nature misschien het liefste zou willen. Dat trekt de aarde niet. Steeds meer jongeren maken zich zorgen en proberen met de gewoontes van de vorige generaties te breken. In dat kader is het begrijpelijk dat het dierenleed in de intensieve veehouderij soms voorgesteld wordt als het allerergste, misschien wel net zo erg als, of zelfs erger dan, de holocaust. Een dergelijke (drog)redenering kan functioneel zijn, bijv. omdat het helpt om een duurzamer leefpatroon aan te nemen. Wanneer iemand dat werkelijk vindt, dan moet hij/zij dat natuurlijk ook gewoon kunnen zeggen. Je wil toch niet dat mensen massaal moeten liegen, of zich anders voor moeten doen dan ze zijn, alleen maar omdat ze willen verduurzamen en jij hun tempo (nog) niet kunt bijbenen en/of het (nog) niet kunt/wilt horen? Ga er eens mee in gesprek.
Belangenafweging
Een belangrijk deel van de Nederlandse bevolking, in het bijzonder de nabestaanden van de Tweede Wereldoorlog, ervaren de vergelijking als uitermate kwetsend. Maar is dat ook absoluut noodzakelijk? Zelfs als je bedenkt dat het helemaal niet kwetsend bedoeld is? Het belang van oorlogsslachtoffers moet zonder meer gerespecteerd worden, maar dat maakt hun belang niet a priori (voor altijd) zo veel groter dan de (steeds groter wordende) noodzaak tot verduurzaming, dat een vergelijking niet eens gemaakt mag worden.
Spiegel
Ik ben het daarom ook niet eens met Rosa van Gool (Volkskrant, gastcolumn, 17 sept.) die beweert dat een vergelijking met de holocaust noodzakelijkerwijs meer kwaad dan goed doet. Er is niet alleen een steeds grotere noodzaak om te verduurzamen. De vergelijking drukt ons ook met de neus op de feiten: wanneer het onze belangen raakt en emoties een rol gaan spelen, dan lijken we soms wel (een deel van) ons gezond verstand te verliezen.
Claim onderbouwen i.p.v. afdwingen
De Joodse gemeenschap heeft een begrijpelijk belang om de opvatting te verdedigen dat de holocaust het ergste onrecht is (en blijft) in de menselijke geschiedenis. Dat wil echter niet zeggen dat iedereen dat dan maar moet accepteren zonder daar rationeel over na te mogen denken (bijv. omdat ie anders voor antisemiet of fascist wordt uitgemaakt). De vraag moet op z’n minst gesteld kunnen worden of de claim ook klopt. Alleen dan kan ze immers rechtmatig worden toegekend.
Ingrepen
Vergelijk de claim van sommige boeren dat bepaalde ingrepen pijnloos zijn. Ook hierbij heeft de boer een zeker belang. Maar dat belang kan de claim zelf natuurlijk nooit legitimeren. In tegendeel. Vaak leidt een (groot) belang tot onjuiste claims. In dit geval klopt de bewering ook niet. De meeste ingrepen doen vermoedelijk behoorlijk pijn. In Engeland spreekt men niet voor niets over ‘mutilations’. Wanneer eigen belang op deze manier leidt tot een verkeerde voorstelling van zaken, wordt ook al gauw het vertrouwen geschonden, dat nodig is voor een duurzame verstandhouding.
Krom praten wat recht was
En als dieren pijn kunnen lijden, dan is het irrationeel om te beweren dat een vergelijking van dierenleed en mensenleed, zoals bijvoorbeeld tijdens de holocaust, categorisch onmogelijk is. Toch is dat wat veelvuldig is beweerd. En deze drogreden heeft geleid tot merkwaardige beweringen. Beweringen waar de nodige logica in lijkt te ontbreken.
Affect
Om te beginnen is nogal eens gesuggereerd dat de twee a priori onvergelijkbaar zijn, als zouden het de spreekwoordelijke appels en peren zijn. Maar appels en peren zijn natuurlijk prima met elkaar te vergelijken, bijv. qua prijs. Eigenlijk is een vergelijking tussen elk tweetal begrippen of objecten in principe altijd mogelijk. Er is namelijk (haast) altijd wel een aspect te vinden waarop ze te vergelijken zijn. Dierenleed en mensenleed zijn dus a priori met elkaar vergelijkbaar in de zin van ‘te vergelijken’, bijv. qua ‘hoeveelheid (intensiteit, duur en incidentie van) negatief affect. Maar de één kan dan nog wel veel, zelfs ‘onvergelijkbaar’ veel, erger zijn dan de ander.
DierenHitlers
Volgens de NVV, een belangenvereniging van varkenshouders, mogen mensen wel denken dat boeren dierenHitlers zijn, als ze het maar niet zeggen. Dat boeren zich door deze vergelijking gekwetst kunnen voelen is begrijpelijk, maar daar volgt niet uit dat het verboden moet zijn om het te zeggen, mits je het tenminste oprecht meent en bereid bent je mening toe te lichten (en je dus absoluut niet de intentie hebt om haat te zaaien).
Kwetsend
Volgens mij hoeft de term ‘dierenHitler’ niet kwetsend bedoeld te zijn. Van ‘t Hek gebruikte de term primair als argument om het eten van varkensvlees te ontmoedigen. Niet om boeren te beschuldigen. Natuurlijk kan ook het ontmoedigen van varkensvlees door boeren als kwetsend worden ervaren omdat het in strijd kan zijn met hun wensbeeld van een sterke sector (met veel varkensbedrijven) en zij wellicht vrezen voor hun bestaansrecht. De vraag is echter of een (te) sterke sector met (nog) veel (meer) varkens wel duurzaam is.
Wat niet klopt
Overigens voldoet Van ‘t Hek zelf niet aan mijn criterium voor vrijheid van meningsuiting. Immers, hij bleek niet bereid zijn mening toe te lichten. Bovendien, klopt de term ook niet, omdat intensieve veehouders, anders dan Hitler, slechts in zeer beperkte mate in staat om hun dieren een (nog) beter leven te geven. De consument (markt) en de politiek zijn hiervoor zonder meer mede verantwoordelijk, o.a. door de ‘wurgende’ economische randvoorwaarden waaraan met name de intensieve veehouderij moet voldoen.
Grenzen
Maar er zijn wel grenzen aan economische legitimatie. Stel dat een varkenshouder meent om economische redenen de tanden van zijn varkens te moeten knippen om een uitbraak van staartbijten tegen te gaan, in plaats van stro te verstrekken (zoals de wet wel lijkt voor te schrijven). Of dat een kippenslachter onvoldoende elektrisch bedwelmt waardoor de kippen levend (d.w.z. bij bewustzijn) geslacht worden. Moeten we dat dan ook accepteren?
Negeren
In lijn met de neiging van boeren om dierenleed te bagatelliseren schreef NVV boerin Alice van Drie (NRC Opinie, 24 aug.): ‘[dieren] hebben een goed leven gehad en worden op een nette manier geslacht’. Net zoals wel vaker lijkt deze boerin het bestaan van dierenwelzijns- en andere duurzaamheidsproblemen in de intensieve veehouderij categorisch weg te stoppen of anderszins te bagatelliseren (zie ook hier): ze zei niets over de mutilerende ingrepen zoals staartcouperen of snavelbehandeling, niets over ziekte en stress, niets over de inperking van het natuurlijk gedrag, de verveling, frustratie en abnormaal gedrag die dat met zich meebrengt, en ook niets over bijvoorbeeld de stalbranden, of over het dierenleed tijdens transport en in (de Belgische) slachthuizen (waarin ook Nederlandse dieren werden geslacht en vanwaar ook vlees aan Nederland werd geleverd). Zo goed en netjes als deze boerin ons wil doen geloven, hebben de boerderijdieren het dus niet altijd. En wie polariseert, roept vaak polarisatie in de tegenovergestelde richting op (zie bijv. ook het pluimveepijnrapport van WakkerDier en de reactie van de KNMvD).
Naïef
Een vergelijkbare conclusie trek ik bijv. ook na het lezen van de NRC column (26 aug) van microbioloog Rosanne Hertzberger. Niet omdat ze polariseert, maar omdat de problematiek te simpel voorstelt. Zij suggereert namelijk dat we er wel komen met gewoon zeggen dat je megastallen verwerpelijk vindt, en dat, nota bene, nadat Hertzberger zelf kort daarvoor heeft aangegeven te denken dat megastallen de dierenwelzijnsproblemen kunnen oplossen. Wat een naïviteit! Schaalvergroting , waarvan megastallen de logische ‘next step’ lijken te zijn, kan niet zomaar als oplossing worden aangedragen omdat het juist ook de oorzaak is, niet alleen van dierenleed, maar ook van veel boerenleed. De belofte van een beter inkomen bleek chronisch een bijna ‘loze belofte’, en ondertussen werd de stalruimte voor dieren ingeperkt en werden boeren er massaal door ‘uit de markt gedrukt’. Als we niet oppassen zullen megastallen de kleinere boeren uit de markt drukken en vervolgens zelf volgens de wetten van de economie gedwongen zijn verder te intensiveren en daarmee dierenwelzijn (weer) onder druk te zetten.
Religieuze logica
Volgens Frits Barend mag je de concentratiekampen wel met varkens vergelijken, maar varkens niet met concentratiekampen. Sic! Dat lijkt me niet logisch. Er zit misschien een zekere religieuze logica in, namelijk voor zover varkens ‘gediscrimineerd’ mogen worden op basis van geloofsovertuiging. Misschien zouden de varkens zelf hier nog niet de grootste problemen mee moeten hebben, omdat het hen tegelijkertijd vrijwaart van (nog meer) intensieve varkenshouderij en van onbedwelmde rituele dodingsmethoden die niet bepaald diervriendelijk zijn.
Pijn is pijn
Maar ethisch verantwoord is dierendiscriminatie niet. Want wetenschappelijk gezien is het leed van een varken niet per definitie minder dan het leed van bijv. een hond. De fysieke pijn van een wond bij een varken is (stress-)fysiologisch vergelijkbaar met eenzelfde wond bij de mens. Biologisch gezien zijn wij mensen namelijk ook gewoon dieren. Mensapen om precies te zijn. Of we dat nu (al) leuk vinden, of (nog) niet. Zo vreemd is het niet om mensen en dieren met elkaar te vergelijken.
Vernietigen versus produceren
Net als Barend verwerpt Ormeling (NRC Opinie 24 aug.) elke leed- en holocaustvergelijking op basis van het argument dat Hitler het Joodse volk wilde uitroeien terwijl de veehouderij juist dieren produceert. Daarom, zo stelt Ormeling, is beter onderwijs nodig. Dat laatste onderschrijf ik wel, maar dan niet alleen om te leren over de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Ook een beter begrip van dierenwelzijn is noodzakelijk. En nog belangrijker is het om via het onderwijs vrijheid van meningsuiting beter te benadrukken, en om drogredenen te leren herkennen. Immers, de leedvergelijking tussen mens en dier staat of valt helemaal niet met het al dan niet vernietigen van de soort of het individu. Het leed dat de slachtoffers van de holocaust is aangedaan zou namelijk niet plots veel minder erg zijn geweest wanneer Hitler had besloten de Joden te ‘produceren’ en te ‘consumeren’ in plaats van ze te vernietigen. Ik ben er vrij zeker van dat we de Tweede Wereldoorlog dan minstens net zo erg hadden gevonden. En dan hadden we nu ook heel anders aangekeken tegen de dierlijke productie.
Onrecht
Behalve ‘fysiek leed’ (pijn, honger, dorst, stress, verveling, etc.) is er ook leed dat voortkomt uit een gevoel van onrecht. Onrecht vormt een belangrijk deel van het onvoorstelbare leed dat de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. En deze vorm van leed (zich onrechtvaardig behandeld voelen) is bij landbouwhuisdieren vermoedelijk grotendeels afwezig. Voor zover het onrechtvaardigheidsgevoel bij dieren ontbreekt, kan het daar ook niet als leed worden ‘bijgeteld’. Maar dat wil nog niet zeggen dat dieren geen onrecht kan worden aangedaan. Ik denk zelfs dat we dieren wel degelijk verwijtbaar onrecht hebben aangedaan, met name omdat we zo lang hebben weggekeken terwijl we beter konden weten.
Aantallen
Bovendien moeten we in een vergelijking niet alleen de intensiteit en de duur van het leed meenemen, maar ook de aantallen individuen. Het aantal dieren in de intensieve veehouderij is natuurlijk gigantisch (miljarden), en daarmee vele malen groter dan zelfs de miljoenen oorlogsslachtoffers. Voor elk oorlogsslachtoffer staan dus vele dieren die volgens een grote groep mensen, en meerdere expertstudies, ook het nodige kunnen hebben meegemaakt (getuige ook de vele undercover foto’s en video’s op internet).
Vergelijken kan wel en moet ook kunnen
Op basis van het bovenstaande concludeer ik dat er op de redenatie van bijna alle commentatoren wel wat aan te merken valt. Het zou in principe wel degelijk mogelijk moeten zijn om een vergelijking te maken tussen dierenwelzijn/dierenleed in de intensieve veehouderij en het leed (welzijn durf ik hier niet te zeggen) van mensen in de Tweede Wereldoorlog. Dat is ook een feitelijke, haast wetenschappelijke, vraag. Daarmee bedoel ik dat onze inschatting meer of minder accuraat zal zijn, meer of minder in overeenstemming met de werkelijkheid. In deze kan en mag onze wens (ongeacht of die nu linksom of rechtsom is) dus ook niet de vader van de gedachte zijn. We moeten het zo objectief mogelijk afwegen, op basis van ‘feiten’. En daarvoor moeten we zo goed mogelijk definiëren wat we precies met elkaar vergelijken (bijv. alleen de totale ‘hoeveelheid’ (on)welzijn/leed), en moeten we de argumentatie zorgvuldig opbouwen en drogredeneringen vermijden. Daarmee laat ik me overigens nadrukkelijk hier NIET uit over de vraag of ik zelf nu denk dat het dierenleed daadwerkelijk van vergelijkbare omvang is. Daarvoor zou ik eerst een veel grondiger inzicht willen hebben in de feiten en een specificatie van wat wel/niet moet worden meegewogen. Vooralsnog (en dat is nog heel lang) mag ieder dat daarom in principe wat mij betreft voor zichzelf inkleuren, als je dat tenminste wil en belangrijk vindt, en mits je bereid bent daarover in discussie te gaan. Een dergelijke vergelijking kan nodig en functioneel zijn, bijv. om duurzaamheid te stimuleren. Daarbij moeten we anderen zo min mogelijk kwetsen. Dat kan, hopelijk, door te benadrukken dat het niet als zodanig is bedoeld c.q. hoeft te worden opgevat.
Een spreekverbod maakt ons minder mens
Het opleggen van een generiek spreekverbod is onwenselijk. Het is een overtreding van de Grondwet. Het is bovendien vermoedelijk contradictoir en contraproductief. Juist mensen die zelf geleden hebben onder intolerantie, en mensen die deze intolerantie onrechtvaardig vinden (zoals ikzelf ook), juist die mensen zouden zichzelf niet onnodig intolerant moeten opstellen. Je wilt anderen niet dwingen te liegen of de (d.w.z. hun gepercipieerde) waarheid anders voor te stellen of verbergen. Een belangrijke randvoorwaarde is wel een zekere integriteit, d.w.z. oprecht en eerlijk zijn, en bereid om argumenten te geven en ernaar te luisteren. Een spreekverbod is waarschijnlijk ook contraproductief: als regel worden mensen extra gemotiveerd om juist datgene te doen wat verboden is. Daarom heb ik dit stukje ook geschreven. Ik tolereer niet nog een spreekverbod. Spreekverboden hebben we zo langzamerhand wel al genoeg gehad in de geschiedenis om te weten dat we daar heel terughoudend mee moeten zijn. Spreekverboden zijn ook nooit duurzaam. We zouden mensen juist veel meer moeten aanmoedigen om open en eerlijk te zijn. Want integriteit is hard nodig voor wederzijds begrip en daarmee ook voor onze verdere morele en intellectuele ontwikkeling. Voor een betere wereld dus, of misschien moet ik zeggen: voor een wereld waarin we tenminste eindelijk mens kunnen zijn.
Postscripts
Op persoonlijke titel
Dit stuk is nadrukkelijk geschreven op persoonlijke titel, net zoals alle artikelen op deze website en al mijn uitspraken op Twitter.
Gouden regel (wat gij niet wilt)
Rob Berends (AD column 18 sept.) schrijft “Vonk schreef dat dieren leven als ooit ‘slaven en Joden'” Het AD herhaalde deze zinsnede in vette letters bij het stuk. Dit klinkt vreemd, en dat is het ook. In feite schreef Vonk: “Toch worden ze behandeld als productiegoederen zonder gevoel en zonder individualiteit, zoals ook ooit slaven en Joden”. Dieren leven dus niet als slaven en Joden, maar worden (ook) behandeld als goederen, dat schreef Vonk. Ja, en dat klinkt al een stuk plausibeler. M.a.w. als je iemand zwart probeert te maken, prima, maar wees dan wel correct in je argumentatie. Je zou het zelf ook niet leuk vinden als je op oneigenlijke gronden wordt neergezet als ‘fout’.
Niet eens met Roos Vonk
Daarmee zeg ik overigens niet dat het goed was wat Roos Vonk heeft gedaan. Er is m.i. het nodige op haar stuk aan te merken, maar dat valt buiten het bestek van dit blog. Ik vind bijvoorbeeld dat ze veel scherper had moeten zijn in haar argumentatie, juist omdat het zo’n gevoelig onderwerp is. En ook het doden van een dier is voor mij moreel gezien niet hetzelfde als het doden van een mens.
Fouten maken mag
Toch moeten we ook haar vrijheid van meningsuiting gunnen. Fouten zijn er om van te leren. Niet om iemand dat (oneindig) kwalijk te blijven nemen. Mensen mogen fouten maken, ook Roos Vonk, ook haar CvB, en ook ik. Ja, en dus ook al die mensen die ik hier heb bekritiseerd. Ik hoop wel dat het geen blijvende eigenschap is van onze columnisten, opiniemakers en commentatoren om zich zo door hun emoties te laten leiden dat ze niet meer zuiver lijken te kunnen redeneren, en zich onnodig intolerant gedragen.
Terminologie
Dan nog een voetnoot over terminologie: de term dierenleed suggereert dat dieren kunnen lijden. Daar kun je een aparte discussie aan wijden (o.a. vanwege verschillen in cognitieve vermogens en de morele implicaties daarvan). Opponenten in de welzijnsdiscussie hebben ook zo hun eigen termen. Denk aan de termen bio-industrie versus gangbare/intensieve veehouderij; welzijnsproblemen/ongerief versus dierenleed, dierenextremisten versus dierenbeschermers. Deze termen worden met een haast religieuze felheid opgeplakt c.q. bestreden. Iemand die de term ‘dierenleed’ gebruikt is in de ogen van een ‘boerenextremist’ al gauw een dierextremist. Maar een boerenbelangenbehartiger die categorisch welzijnsproblemen ontkent of bagatelliseert is net zo goed een extremist, lijkt me, juist omdat hij/zij bestaande feiten ontkent/’vergeet’.
Antisemitische dierextremist
En omdat iemand die dierenleed/dierenwelzijn wil vergelijken met de holocaust al gauw antisemiet genoemd wordt, zal ik straks wel gelabeld worden als een antisemitische dierextremist die misschien zelfs wel een Erdogan/Gülen-achtige zuivering verdient (tenminste dat gevoel kreeg ik bij het lezen van de column van Caroline van der Plas van 17 Augustus “het vuur van de dierenactivist“). En dat alleen omdat ik mensen- en dierenwelzijn belangrijk vindt en juist daarom me verzet tegen een spreekverbod omdat ik de ruimte wil geven aan mensen aan beide zijden van het spectrum om serieus over het onderwerp na te denken en er met elkaar over in gesprek te kunnen gaan.
Goddelijk
Behalve materialistische belangen (een boterham verdienen) spelen hier vermoedelijk ook religieuze sentimenten. We zien onszelf soms als wezens die door god zijn uitverkoren. Vanuit dat perspectief is de holocaust totaal onvergelijkbaar met wat we dieren aandoen. Maar vanuit het perspectief van de “antisemitische dierenextremist”/atheïst of agnost die empathie toont voor dieren is het juist extra zorgelijk om te constateren hoe weinig goddelijk we soms met dieren omgaan. Vanuit dat contrast, en voor zover een redelijke discussie onmogelijk is, zou wat mij betreft respect voor vrijheid van godsdienst best ook kunnen betekenen dat we (wat meer) respect proberen op te brengen voor de normen en waarden van de ‘orthodoxe’ humanisten/animalisten, vergelijkbaar met onze bij wet vastgelegde tolerantie voor orthodox gelovigen.
Eufemismen
Ook van termen als ‘Beter Leven’ en ‘hokverrijking‘ kunnen we ons afvragen of het geen eufemismen zijn. Hoeveel beter is het leven van een Beter Leven kip of varken in vergelijking met een ‘gangbaar’ dier? Is een varken op 1 m2/dier in plaats van 0.8m2 echt zoveel gelukkiger dat het 1 ster Beter Leven verdient?
Welvaart
Ook in de huidige tijd is het contrast tussen de luxe voor de mens en de ‘armoede’ van het dier haast onvoorstelbaar groot. De armoedegrens in Nederland ligt op bijna 30€/dag en de wereldarmoede grens zit op ~1.25$/dag. De levensstandaard van een varken zit op ongeveer 0.70€ per dag (in Nederland!). Hoeveel dierenwelzijn mogen we eigenlijk redelijkerwijs verwachten voor (een fractie van) 0.70€ per dag?