Wat is een dierwaardige veehouderij?

De Nederlandse overheid wil toe naar een dierwaardige veehouderij. De term dierwaardig is door de Raad voor Dierenaangelegenheden uitgewerkt in een Zienswijze. Ik heb een andere zienswijze.

Omdat ik het gevoel heb dat het gepolder in de wetenschap echte wetenschap (echte willen weten) in de weg zit, formuleer ik hier vrijelijk wat ik er op dit moment van vind. Dit is dus mijn persoonlijke mening, op basis van ongeveer 45 jaar persoonlijke interesse in dierenwelzijn en dierethiek. Van dit stukje mogen anderen vrijelijk gebruik maken, met of zonder bronvermelding. Op deze manier probeer ik bij te dragen aan een betere wereld zonder de gebruikelijke frustratie die ontstaat wanneer mijn ideeën onderworpen worden aan politieke zuivering. Ook voorkom ik hiermee hopelijk dat ik als een soort voetballer gezien kan worden die doelpunten scoort in eigen goal. Ik lever immers ideeën aan waar anderen naar hartelust uit mogen shoppen. Omdat plagiaat is toegestaan, kun je ook gewoon weglaten wat je niet wenselijk vindt. Ik experimenteer hier dus ook met wat er gebeurt als ik tegen mensen zeg dat ze niet integer hoeven te zijn. Meestal zijn ze dat namelijk ook niet, maar het komt weinig voor dat ze ertegen kunnen als ik dat zeg.

Ik bespreek hier zowel een aantal positieve als negatieve kanten van het begrip dierwaardig.

Positief aan het begrip is dat het betrekkelijk nieuw lijkt voor de Nederlandse ‘markt’. Ik zeg dus dat het nieuw lijkt, en niet dat het nieuw is. Het woord lijkt namelijk overgenomen te zijn uit het Duits, waar de term Tiergerecht al decennialang is ingeburgerd. Tiergerecht betekent zoveel als goed voor dierenwelzijn.

Een probleem met dierwaardig is wel dat het zich niet laat vertalen in het Engels. Ik zou zeggen, noem het dan maar gewoon ‘with respect for animal welfare’, of ‘with a life worth living’. Animal-centered lijkt mij geen goed vertaling, omdat het formeel onjuist is om het dier centraal te stellen. Dier-centraal is een politiek begrip, omdat het een reactie is op de huidige veehouderij die mens-centraal is, en dus gebaseerd is op hebzucht (winst, lage prijs, lekker eten, dat soort zaken; mensenwelzijn dus).

Heel belangrijk is om te beseffen dat het begrip dierwaardig nauw verwant is aan het begrip menswaardig. We weten allemaal wel ongeveer wat menswaardig betekent, en het zou goed zijn ons regelmatig af te vragen of de twee begrippen nog voldoende verwantschap hebben. Immers, de kans dat het begrip ‘dierwaardig’ heel snel zal gaan verwateren, is levensgroot. Dat gold namelijk ook voor de eerdere begrippen waarmee een betere veehouderij werd aangeduid, zoals als diervriendelijk, duurzaam, zorgvuldig en verantwoord. En het geldt volgens mij ook voor een begrip als ‘Beter leven’. Alles wat de veehouderij aanraakt, zou je kunnen zeggen, verwatert. Dat komt volgens mij omdat de sector niet integer is. Ze kaapt begrippen om te verhullen. Het begrip ‘gewasbescherming’ moet bijvoorbeeld verhullen dat het om gif gaat, en dierenwelzijn verhult het dierenleed. Het dierenleed van onverdoofd de staarten afbranden bijvoorbeeld. Dat kan never nooit niet dierwaardig genoemd worden. En een houderij waar de varkens elkaars staarten afbijten, evenmin.

Een menswaardig bestaan is echter veel meer dan enkel het niet zonder verdoving verwijderen van lichaamsdelen waar gevoel in zit, zoals teelballen of een clitoris, een staart, snavel of hoorns. Een menswaardig bestaan is niet verenigbaar met slavernij of uitbuiting. Het impliceert een zekere levensstandaard in vrijheid. In feite verschilt het begrip niet veel van een bestaan waarin een zeker minimum aan welzijn geborgd is. Een menswaardig bestaan moet in ieder geval de moeite van het leven waard zijn, zowel voor het individu zelf, als voor de omstanders die de menswaardigheid beoordelen.

Dit betekent dat een dierwaardig bestaan dus in feite ook voor het dier en voor de samenleving de moeite waard moet zijn. Het niveau van dierenwelzijn moet dus voor het dier zelf acceptabel zijn. Een probleem daarvan is wel dat het dier zelf niet in staat is de grens aan te geven van wat acceptabel is. Ook voor mensen is dat lastig. Het is eerder een sociaal proces waarbij we dat gezamenlijk min of meer moeten vaststellen, en waarbij er altijd individuele verschillen van inzicht zullen blijven bestaan over de precieze invulling. De enige manier om dat samen goed te doen, vereist wel een bepaald niveau van integriteit. Op dit moment schort het daaraan.

De belangen van de veehouderij en de polarisatie daarover zijn namelijk zo groot dat van een fatsoenlijke gezamenlijke begripsbepaling vermoedelijk nauwelijks sprake kan zijn. Veehouders zullen sterk de neiging hebben om te denken dat hun manier van dierhouderij nu al dierwaardig is. Ze denken immers niet zelden dat het dierenwelzijn in Nederland het beste is van de hele wereld, en dat het daarom onredelijk is om te denken dat het nog (steeds) niet goed genoeg is. Dierenbeschermers, daarentegen, kunnen onredelijk hoge eisen stellen, waarbij dieren soms nog beter behandeld moeten worden dan mensen.

We moeten ons dan ook afvragen of we het begrip dierwaardig wel willen gebruiken, als het toch gaat verwateren en gekleurd zal worden door polarisatie, bijv. door een sterke behoefte om geld te verdienen aan het exploiteren en opeten van de dieren die dan zogenaamd een dierwaardig bestaan gehad hebben.

Er zijn veganisten en aanhangers van dierenrechten die denken dat dierhouderij altijd tot uitbuiting leidt. Voor hen is een dierwaardige veehouderij onmogelijk. Voor veel veganisten is een dierwaardige samenleving een samenleving zonder veehouderij. En vaak ook zonder andere vormen van dierhouderij. Zonder gezelschapsdieren en dierentuinen, bijvoorbeeld. Dieren leven er alleen nog in het wild en in opvangcentra. Omdat ze geen vlees of andere dierlijke producten zoals melk of eieren eten, voelen veganisten ook geen sterke emotioneel verlangen om de veehouderij voort te laten bestaan. Hun dierenliefde heeft hen een andersoortig menswaardig bestaan opgeleverd, vrij van de gebruikelijke cognitieve dissonantie. Zij zijn geen slaven meer van hun hebzucht (smaakpapillen of winst). De prijs die ze daarvoor betalen is sociale isolatie en radicaliteit. Dat laatste levert eigen vormen van cognitieve dissonantie op. Blindheid voor bepaalde vormen van dieren- en mensenleed. Een veganist zal een muis bijv. niet dood maken, en liever elders vrijlaten. Het welzijn van de muis is daar niet altijd bij gebaad.

Een dierwaardige veehouderij is eigenlijk niets meer dan een dierhouderij waarin een minimumniveau van dierenwelzijn geborgd is, maar dan wel zodanig dat het leven voor het dier en zijn omgeving echt de moeite waard is. Dat betekent dat alles wat we met dieren doen moreel verantwoord moet zijn. Daarmee moet het voldoen aan de Gouden Regel. We mogen dieren niets aandoen wat we zelf ook niet aangedaan zouden willen worden als we in hun positie zouden zitten. De Gouden Regel is dus ook op dieren van toepassing, en ze is afhankelijk zowel van wat het dier wil, en niet wil, als van wat mensen willen, en niet willen. Daarmee is een dierwaardige houderij dus ook afhankelijk van onze eigen levensstandaard. Hoe rijker en luxer ons leven, hoe meer we moeten doen om ervoor te zorgen dat de dieren die we voor ons eigen welzijn houden, ook een goed leven hebben. En de meeste mensen in het Westen hebben, ondanks alle geklaag, een heel luxe leventje, als we eerlijk zijn.

Een dierwaardige veehouderij, als die al mogelijk is, vraagt niet alleen dat het systeem afgestemd is op de behoeften van het dier. Het vereist ook dat de dierhouder zich dierwaardig gedraagt. Maar niet alleen de dierhouder moet zich netjes en integer gedragen. Ook de consument, en alle andere betrokkenen, tot de minister aan toe, moeten dierwaardig zijn. Dat zijn ze nu niet. Geen van allen. Ook de dierwetenschappers niet. Er is namelijk een chronisch tekort aan integriteit. Men heeft er een hekel aan als ik dat zeg, maar ik ben er zo langzamerhand van overtuigd geraakt dat het helaas wel waar is. Het zonder meer aannemen dat het met de integriteit van betrokkenen wel goed zit, verhindert verduurzaming van de veehouderij. Het maakt dat we suboptimale beslissingen nemen, omdat we niet volledig geïnformeerd (willen) zijn. 

Tot slot nog twee belangrijke voetnoten bij het begrip dierwaardig.

Allereerst is het mijns inziens belangrijk te beseffen dat dieren geen begrip van leven of dood hebben. Dat betekent dat ze ook geen wil hebben om te blijven leven. Slachten hoeft in theorie dus niet in tegenspraak te zijn met een dierwaardig leven. Ook bij mensen kan de mogelijkheid van euthanasie gezien worden als een noodzakelijk onderdeel van een menswaardig leven.

De tweede belangrijke voetnoot is dat de zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden helaas niet deugt. Ze heeft het over 6 principes, maar dat zijn helemaal geen principes. Een principe is een beginsel waar je andere zaken uit af kunt leiden. De 6 principes zijn afgeleid van de 5 domeinen van David Mellor, en die zijn volgens mij een nog minder goede afkadering van dierenwelzijn dan de vijf vrijheden al waren. En die zijn al veel minder wetenschappelijk dan de op de biologie van het dier gebaseerde welzijnsbehoeften die ik op basis van het semantisch modelleren heb geformuleerd. ‘Principes’ zoals intrinsieke waarde, positief welzijn, goede voeding en een goede omgeving zijn in mijn ogen allemaal tamelijk amateuristische of politieke manieren van conceptualiseren van dierenwelzijn. Ik illustreer dat hier kort, door te wijzen op het feit dat voeding voor een dier om te beginnen niet los staat van, maar onderdeel is van, de omgeving, in ieder geval vanuit het perspectief van het dier. Goede voeding is alleen daarom al geen apart principe, want het kan worden afgeleid uit het principe van een goede omgeving. Bovendien bevat het idee van een goede voeding en een goede omgeving een cirkelredenering, want je weet pas of de voeding en omgeving goed zijn, als je weet dat het welzijn goed is. Dus, om te bepalen of het systeem dierwaardig is, zijn de ‘principes’ van een ‘goede voeding’ en een ‘goede omgeving’ logisch gezien ongeschikt. Het toont m.i. aan dat de RDA weinig kaas heeft gegeten van geformaliseerde welzijnsinschatting. Het zou goed zijn dat mensen die verdere invulling willen geven aan het begrip dierwaardig eerst even de moeite nemen om te begrijpen wat de principes van het semantisch modelleren inhouden en hoe ze concreet moeten worden toegepast. Dit klinkt natuurlijk heel arrogant, en dat is het ook. Ik heb niet de illusie dat men mijn advies gaat opvolgen, zelfs niet als ik het op een minder arrogante manier had gezegd. Bovendien wilde ik graag ook eens lekker arrogant zijn, en moest ik hier ff uit frustratie met een uitzondering op de regel bevestigen dat ik ook doelpunten in eigen goal kan scoren.

Wie inhoudelijk kritiek heeft op dit stukje, is van harte welkom om het debat open en eerlijk aan te gaan over de vraag of ik mij misschien vergist heb. Dat zal een betere begripsbepaling van ‘dierwaardig’ zeker ten goede komen. Of het de dieren ook aan een beter dierenwelzijn zal helpen, valt te betwijfelen. Daarvoor zijn onze belangen te groot.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

NB: Save msg in mail before submitting (to m.b.m.bracke @ gmail . com) * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.